op Bartavi

Aangepast op

Bekijk de laatste versie online: https://bartavi.nl/bericht/2025/vrucht-van-de-geest/

De vrucht van de Geest

2416 woorden, ongeveer leestijd
#Bijbelstudie #geloof


Om de vrucht van de Geest goed te begrijpen, is het nodig om ons eerst te verdiepen in het verband: de brief aan de Galaten en de tegenstellingen in deze brief. Daarna kunnen we het hebben over de vrucht zelf.

De brief aan de Galaten

Paulus schrijft deze brief aan de Galaten omdat ‘gij zo haast wijkende van dengene, die u in de genade van Christus geroepen heeft, overgebracht wordt tot een ander Evangelie’ (1:6). Zo snel als ze het Evangelie gelooft hebben, zo snel vervallen ze ook weer tot een ander evangelie.

Daarna beschrijft hij hoe hem ‘[…] het Evangelie der voorhuid toebetrouwd was, gelijk aan Petrus dat der besnijdenis. (Want Die in Petrus krachtelijk wrocht tot het apostelschap der besnijdenis, Die wrocht ook krachtelijk in mij onder de heidenen)’ (2:7-8). En: ‘opdat wij tot de heidenen, en zij tot de besnijdenis zouden gaan’ (2:9b). Met andere woorden: Petrus mag het Evangelie aan de Joden brengen (de besnedenen), en Paulus is geroepen om het aan de heidenen (de voorhuid, de onbesnedenen) te brengen.

Even later blijkt dat Petrus en zijn gezelschap hypocriet zijn in hun omgang met de heidenen: ‘Want eer sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mede met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelven af, vrezende degenen, die uit de besnijdenis waren. En ook de andere Joden veinsden met hem; alzo dat ook Barnabas mede afgetrokken werd door hun veinzing.’ (2:12-13). Ze vinden het blijkbaar prima om met de heidenen om te gaan, zolang anderen dat maar niet zien.

Paulus vermaand hun: ‘Maar als ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?’ (2:14). Let wel, ze gingen niet alleen om met de heidenen, maar ze hadden zelfs dezelfde levensstijl. Paulus vermaand hun niet vanwege die levensstijl, maar wel vanwege hun hypocrisie: hoe kunnen ze van de heidenen verlangen om zich Joods te gedragen, terwijl ze het zelf niet eens doen?

Paulus laat zien dat heidenen zich niet aan het wettische Jodendom hoeven te houden, maar benadrukt dat wij door het geloof in Jezus Christus zalig worden: ‘Doch wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit de werken der wet, maar door het geloof van Jezus Christus, zo hebben wij ook in Christus Jezus geloofd, opdat wij zouden gerechtvaardigd worden uit het geloof van Christus, en niet uit de werken der wet; daarom dat uit de werken der wet geen vlees zal gerechtvaardigd worden.’ (2:16).

De tegenstelling: vlees versus Geest

Dit geloof is belangrijk, want dan komt Galaten 3:2: ‘Dit alleen wil ik van u leren: hebt gij den Geest ontvangen uit de werken der wet, of uit de prediking des geloofs?’ Paulus zegt eigenlijk: wat denken jullie zelf, waar komt de Geest vandaan, uit de wet of uit het geloof? En dan het antwoord, de tegenstelling: ‘Daar gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees?’ (3:3). In de rest van Galaten 3 betoogd Paulus dat ‘Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester [de wet].’ (3:25).

Hier komt telkens de wet en het vlees tegenover het geloof en de Geest te staan. We zijn geen dienstknecht meer van de wet: ‘En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus.’ (4:6-7). Niettemin blijven de Galaten erg wettisch: ‘Gij onderhoudt dagen, en maanden, en tijden, en jaren.’ (4:10). Paulus vraagt zicht af waar de Galaten nu eigenlijk voor gaan: ‘want ik ben in twijfel over u’ (4:20c). Daarna maakt hij aan de hand van een vergelijk tussen Ismaël en Izak duidelijk dat ‘wij niet kinderen der dienstmaagd zijn, maar der vrije.’ (4:31).

‘Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.’ (5:1).

Maar pas op: deze Christelijke vrijheid betekent niet dat we zomaar er op los kunnen zondigen: ‘alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees;’ (5:13b), maar: ‘dient elkander door de liefde. Want de gehele wet wordt in een woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uw naaste liefhebben, gelijk uzelven.’ (5:13c-14). Juist door goed gebruik van de Christelijke vrijheid (elkaar dienen door de liefde) vervullen we de wet!

Weer zet Paulus de Geest tegenover het vlees: ‘Wandelt door den Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet.’ (5:16), en vervolgens zet hij de Geest ook tegenover de wet: ‘indien gij door den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet’ (5:18).

Dan komt de lijst van de werken van het vlees: ‘overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid, afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke.’ (5:19b-21a).

Vergelijk dit ook met de lijst uit het avondmaalsformulier: ‘alle afgodendienaars; allen, die verstorven heiligen, engelen of andere schepselen aanroepen; allen, die den beelden eer aandoen; alle tovenaars en waarzeggers, die vee of mensen, mitsgaders andere dingen zegenen, en die aan zulke zegening geloof hechten; alle verachters van God, en zijn Woord, en van de Heilige Sacramenten; alle Godslasteraars; allen die tweedracht, secten en muiterij in de kerken en wereldlijke regeringen begeren aan te richten; alle meinedigen; allen, die hun ouderen en Overheden ongehoorzaam zijn; alle doodslagers, kijvers en die in haat en nijd tegen hun naaste leven; alle echtbrekers, hoereerders, dronkaards, dieven, woekeraars, rovers, spelers, gierigaards, en al degenen, die een ergerlijk leven leiden.’

Doe dat allemaal niet, want: ‘die zulke dingen doen, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven.’ (5:21c).

De vrucht

Maar wat dan wel? Wat staat daar tegenover? Paulus zegt: ‘de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid.’ (5:22). Want, ‘Tegen de zodanigen is de wet niet.’ (5:23).

Waarom? Omdat wij ‘van Christus zijn, hebben het vlees gekruist met de bewegingen en begeerlijkheden.’ (5:24). Als we ‘door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen.’ (5:25).

Wat is deze vrucht? Laten we alle kenmerken aflopen. Tussen haakjes staat het woord in de grondtaal, dus in het Grieks (in ons alfabet), en daarna in het Latijn van de Vulgaat.

Liefde (agapē, caritas)

Dit is niet zomaar liefde, het gaat hier om het zogenoemde ‘agape’, goddelijke liefde. Het is dezelfde liefde als in de bekende tekst in Johannes 3:16: ‘Want alzo lief heeft God de wereld […]’. Dit is dus iets anders dan gewone naastenliefde. Dit is de liefde die wij van Christus hebben ontvangen, en ook weer moeten en mogen doorgeven. Vergelijk Galaten 5:13-14 hierboven, en denk ook aan het bekende lied Ubi Caritas.

Blijdschap (chara, gaudium)

Dit wordt soms ook wel vertaald met ‘vreugde’. Vergelijk dit ook met Romeinen 14:17: ‘Want het Koninkrijk Gods is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid, en vrede, en blijdschap, door den Heiligen Geest.’ Dit is dezelfde blijdschap die er in de hemel is als een zondaar zich bekeerd (Lukas 15:7,10). Hoe verkrijgen wij deze blijdschap? ‘Tot nog toe hebt gij niet gebeden in Mijn Naam; bidt, en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij.’ (Johannes 16:24).

Vrede (eirēnē, pax)

Dit is de vrede die de apostelen meebrachten toen ze voor het eerst werden uitgezonden: ‘En indien dat huis waardig is, zo kome uw vrede over hetzelve, maar indien het niet waardig is, zo kere uw vrede weder tot u.’ (Mattheüs 10:13). Waar komt die vrede vandaan? Dat horen we iederen zondag bij de groet uit Openbaring 1:4: ‘[…] genade zij u en vrede van Hem, Die is, en Die was, en Die komen zal; […]’

Lankmoedigheid (makrothymia, longanimitas)

Dit wordt soms ook wel geduldig genoemd. Geduldig, onder alle vervolgingen en verdrukken waar de kerk mee te maken kan en zal hebben. Maar niet alleen dat: in de tijd van het Nieuwe Testament was geduld nou niet bepaald een deugd. Er werd van je verwacht dat je bij onrecht meteen in actie kwam, meteen wraak nam. Een God die voor je zal wreken? Dat nooit! Geen heer en geen meester, we lossen onze problemen zelf wel op!

God vraagt echter wel degelijk geduld van ons. Zelf is God ook lankmoedig. Hij geeft ons nog de tijd, genadetijd: ‘Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid, en verdraagzaamheid, en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt?’ (Romeinen 2:4).

Goedertierenheid (chrēstotēs, bonitas)

Dit woord kennen we vooral uit het Oude Testament, en dan voornamelijk in de psalmen, waar God wordt geprezen om Zijn goedertierenheid.

Enkele voorbeelden:

Ook in het Nieuwe Testament gaat het vooral over de goedertierenheid van God.

In 2 Korinthe 6 komt goedertierenheid in een vergelijkbaar rijtje voor als in Galaten: ‘Maar wij, als dienaars van God, maken onszelven in alles aangenaam, in vele verdraagzaamheid, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden, in slagen, in gevangenissen, in beroerten, in arbeid, in waken, in vasten, in reinheid, in kennis, in lankmoedigheid, in goedertierenheid, in den Heiligen Geest, in ongeveinsde liefde.’ (2 Korinthe 6:4-6).

Goedheid (agathōsynē, benignitas)

De goedheid zoals hier in Galaten komt ook voor in Efeze 5: ‘Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt als kinderen des lichts. (Want de vrucht des Geestes is in alle goedigheid, en rechtvaardigheid, en waarheid), Beproevende wat den Heere welbehagelijk zij. En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer.’ (Efeze 5:8-11).

Ook hier wordt het een vrucht van de Geest genoemd, en wordt het meteen ook tegenover de duisternis gezet. goedheid, dat past niet bij de duisternis, bij het rijk van satan.

Geloof (pistis, fides)

Dit is het geloof dat Jezus benoemd bij de ontvangers van wonderen. Bijvoorbeeld:

Ook Petrus en Johannes hebben het over geloof als ze wonderen mogen verrichten, bijvoorbeeld bij de genezing van de kreupele man bij de Schone poort: ‘En door het geloof in Zijn Naam heeft Zijn Naam dezen gesterkt, dien gij ziet en kent; en het geloof, dat door Hem is, heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven, in uw aller tegenwoordigheid.’ (Handelingen 3:16).

Waar is dat geloof te vinden? ‘Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods,’ (Romeinen 10:17).

Zachtmoedigheid (prautēs, modestia)

Dit lijkt veel op lankmoedigheid. Echter, waar lankmoedigheid vooral over geduld gaat, gaat zachtmoedigheid wel degelijk over actie. Maar, met alle voorzichtigheid en zelfreflectie. Bijvoorbeeld in Galaten 6:1: ‘Broeders, indien ook een mens vervallen ware door enige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt den zodanige te recht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelven, opdat ook gij niet verzocht wordt.’

Matigheid (enkrateia, continentia)

Als laatste matigheid. Dit wordt ook wel vertaald met ‘zelfbeheersing’. Denk daarbij aan een matig en sober leven. De stadhouder Felix vond dat niet zo leuk: ‘En als hij handelde van rechtvaardigheid, en matigheid, en van het toekomende oordeel, Felix, zeer bevreesd geworden zijnde, antwoordde: Voor ditmaal ga heen; en als ik gelegenen tijd zal hebben bekomen, zo zal ik u tot mij roepen.’ (Handelingen 24:25).

En ook de gaven

In dit stuk ging het over de vrucht, niet over de gaven. Voor de volledigheid, de gaven worden genoemd in 1 Korinthe 12:8-10: ‘Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest; en een ander het geloof, door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door denzelfden Geest. en een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen.’

Dus:

In Romeinen 12:6-8 komt nog een lijstje voor: ‘Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade, die ons gegeven is, zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren; hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid.’

Dus ook:

Vragen